Als je de citroenen hebt geschild, leg je de citroenschillen op een snijplank en hak je ze zo klein en fijn mogelijk. Als je de citroenschil hebt geraspt, is de rasp al fijn genoeg en kun je deze stap overslaan. Zorg dat je in totaal 100 gram geraspte citroenschil hebt.

Pers 4 à 5 citroenen uit. Je hebt in totaal 375 ml citroensap nodig. Snijd het vruchtvlees voorzichtig los en haal de witte vliesjes er zoveel mogelijk uit.

Doe vervolgens de zest (de fijngesneden of geraspte stukjes citroenschil), het water, de suiker, het citroensap en het vruchtvlees in een grote pan. Breng het mengsel langzaam, al roerend, aan de kook.

Laat het citroenmengsel pruttelen totdat de marmelade de juiste dikte heeft bereikt. Door de biologische geleisuiker kan het zijn dat het wat langer duurt voordat het wat dikker wordt. Mocht de jam te dik worden, dan voeg je steeds een klein beetje water toe en blijf je goed roeren.

Als je de citroenmarmelade wat langer wil bewaren, dan kun je hem het beste in speciale weckpotjes of jampotten bewaren. Vul de potjes met behulp van een trechter, zodat je niet morst. Zorg ervoor dat de potten bijna tot aan de rand gevuld zijn.

Heb je de jam- of weckpotten gevuld, zet ze dan even omgekeerd op tafel. Draai ze na 5 minuten weer om en laat ze afkoelen.